Verhalen: Piet Koster
Dienders hadden toen voldoende gezag
Per 1 januari 1973 begon ik mijn werk bij de vreemdelingenpolitie in Huizen. Dat was in die tijd een eenmanspost. Mijn werkzaamheden bestonden voor een groot deel uit bureauwerk. Zo was ik het meldpunt voor nieuwe vreemdelingen. Ik nam aanvragen voor verblijfsvergunningen in behandeling en verlengde jaarlijks de geldigheidsduur ervan.
Al met al dus aardig wat papierwerk. Computers waren er destijds nog niet voor dit werk.
Ik had de beschikking over een kaartenbak met daarin voor elke vreemdeling een kaart met zijn of haar persoonsgegevens en gegevens over de verblijfsvergunning. En voor iedere vreemdeling stond er ook een dossiermap vol gegevens in de kast.
Pensions
Ook controleerde ik periodiek de pensions in Huizen. Er waren hier niet veel pensions. Een stuk of zes. Ik weet niet waarom het er zo weinig waren. De Huizers stonden er blijkbaar niet zo open voor.
De pensionhouders waren serieuze mensen. Ze wilden natuurlijk wel wat verdienen met hun pension, maar niet mensen uitbuiten. Vaak kwamen ze zelf langs om nieuwe gasten aan te melden of om aan te geven dat iemand vertrokken was.
Ik zou de staat van de pensions “redelijk” willen noemen. Ik had er zelf niet willen slapen. Er woonden tamelijk veel mensen in een betrekkelijk klein vertrek. De pensions waren wel schoon. De Huizer vrouwen stonden bekend als netjes. En als het er vies was geweest, waren ongetwijfeld de buren gaan klagen.
Illegale vreemdelingen
Als er geruchten waren dat er in een bedrijf illegalen werkten, dan gingen we daar onverwacht controleren. We gingen daar met een man of vijf zes naar toe. Bij elke uitgang vatte een diender post om te voorkomen dat mensen er vandoor gingen. Ikzelf ging naar de baas om te zeggen dat we kwamen controleren. De illegalen stoven soms alle kanten op en probeerden zich te verstoppen. De meesten kregen we altijd wel te pakken, maar het is vast ook wel voorgekomen dat het iemand gelukte om aan onze aandacht te ontsnappen. In de visindustrie werkten de mensen vaak met scherpe messen, maar er is nooit geprobeerd geweld tegen ons te gebruiken. In die tijd hadden dienders blijkbaar voldoende gezag.
Ik kende vrijwel alle legale gastarbeiders die in Huizen woonden. Wie ik niet kende, moest zijn verblijfsvergunning laten zien. Als ze die niet bij zich hadden namen we hen mee naar het politiebureau en als daar bleek dat ze illegaal in ons land verbleven, zorgde ik voor uitzetting naar het land van herkomst.
Ach, soms kwam het voor een illegaal best goed uit dat hij werd uitgezet. Dan had hij zijn familie lange tijd niet gezien en kon hij daar weer naar terug. Als ze later al terugkwamen in Nederland, was dat meestal niet in de plaats waar ze eerst gewoond hadden. Een enkeling kwam heel halsstarrig terug naar Huizen. Dat gebeurde meestal als zo iemand hier verkering had.
Controle in openbaar vervoer
Een heel enkele keer hielden we ’s morgens vroeg controles in de bussen van het openbaar vervoer. Je kunt je nu niet voorstellen dat dit geoorloofd was. Al gauw kòn dit ook niet meer, want er vond selectie plaats op basis van lichaamskenmerken, zoals de huidskleur, en niet naar aanleiding van het op feiten gebaseerde vermoeden dat ze illegaal in Nederland verbleven.
Ik ging na met welke lijnbussen de buitenlandse werknemers meestal naar Huizen kwamen. We lieten de bus dan stoppen tussen twee haltes, zetten een agent bij de in- en uitgang en gingen vervolgens de bus in. Alleen mensen met een zuidelijk uiterlijk werden gecontroleerd. Hadden ze geen geldig paspoort of geldige verblijfsvergunning bij zich, dan namen we hen mee naar het politiebureau om hun verblijfsrecht in Nederland te onderzoeken.
Op deze manier toezicht op illegale vreemdelingen uitoefenen was niet zo’n goed idee. We stopten dan ook al gauw met deze manier van toezicht uitoefenen.
Generaal pardon
Omstreeks 1974 /1975 ontstond het gerucht dat er binnen afzienbare tijd een ‘generaal pardon’ zou komen. Dat betekende dat illegale vreemdelingen gelegaliseerd zouden worden. Ik vond het oneerlijk en ik kon ook niet geloven dat het zou gebeuren. Ik had mijn best gedaan om illegale vreemdelingen op te sporen en uit te zetten. En een aantal van hen zou nu in aanmerking komen voor legalisatie? Het doorkruiste het werk dat ik tot dan toe gedaan hadden. Ik vroeg me af: waar heb ik het allemaal voor gedaan?
De overheid heeft ’t geweten! Wie gelegaliseerd wilde worden moest aantonen dat hij een bepaalde tijd achtereen in Nederland gewoond en gewerkt had. Hij moest een schriftelijke verklaring van zijn werkgever(s) hebben. Die werden vaak vervalst. Wij moesten alles uitzoeken. Van de eerder uitgezette illegalen in Huizen heeft, voor zover ik nog weet, niemand een aanvraag ingediend. Dat kon ook haast niet, want als ze binnen een paar jaar vóór de datum van het generaal pardon uitgezet waren, dan kwamen ze niet voor legalisatie in aanmerking.
Gezinshereniging
Rond die tijd kwam ook de gezinshereniging op gang. De man, hoofd van een gezin, kwam langs om een aanvraag hiervoor te doen. Hij moest aantonen, dat hij voldoende inkomsten had èn dat hij een woning had. Dat eerste lukte vaak wel, maar het laatste was moeilijker: er waren toen nog niet zoveel goedkope huurwoningen beschikbaar. En de woning moest, naar Nederlandse begrippen, groot genoeg zijn voor het gezin.
Maar geleidelijk aan ging het om steeds meer mensen. Zo kregen ook steeds meer buitenlanders uit de andere Gooise gemeenten een woning in Huizen toegewezen. Huizen was toen immers de gemeente waar woningen werden gebouwd voor het gehele Gooi.
Vertrouwensband
Door alle contacten met hen kreeg ik vaak een vertrouwensband met vreemdelingen. Ik ontmoette hen immers jaarlijks bij het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning. De laatste keer dat een vreemdeling voor zich zelf bij me langs kwam was om het Nederlanderschap aan te vragen. Ook het onderzoek in verband daarmee behoorde tot mijn taken. Als hij of zij genaturaliseerd was tot Nederlander hoefde ik uiteraard niets meer te doen aan zijn of haar verblijfsstatus.