Gastarbeiders tussen Vecht en Eem
In 1960 kwamen de eerste gastarbeiders naar onze regio, met name in Weesp en Huizen. Tot 1975 groeide hun aantal met ongeveer 3000 personen. Ze vestigden zich ook in Baarn, Bussum, Hilversum, Naarden en Soest. Het waren bijna allemaal mannen die hier voor korte tijd geld kwamen verdienen. Vanaf 1980 werd het woord gastarbeider niet meer gebruikt. Vele vroegere gastarbeiders, vooral uit Turkije en Marokko, bleven hier en lieten hun vrouw en kinderen overkomen. De eerste buitenlandse werknemers die hier rond 1960 kwamen waren Italianen en Spanjaarden. Nederlandse bedrijven zoals Van Houten in Weesp en Balamundi in Huizen haalden hen hierheen. De meesten keerden weer terug naar hun geboorteland.
Latere groepen van vooral Turken en Marokkanen kwamen meestal op eigen gelegenheid naar onze omgeving, op zoek naar werk. Ze hadden verhalen van familieleden of dorpsgenoten gehoord die hier al werk gevonden hadden.
In deze regio hebben gastarbeiders in veel bedrijven werk gevonden. Er waren rond 1960 tussen Vecht en Eem nog tamelijk veel fabrieken. Deze ondernemingen zaten te springen om nieuwe mensen op de werkvloer. Werken in een fabriek werd immers steeds minder populair onder Nederlandse jongeren: hun opleidingsniveau steeg en daardoor konden ze op zoek naar beter betaalde banen. Daar kwam nog bij dat er vooral in het Gooi veel te weinig woonruimte voor jongeren en jonge gezinnen was, waardoor velen gingen verhuizen. De eerste gastarbeiders gingen vooral in bedrijven werken waar veel ongeschoold of laaggeschoold werk werd gedaan, zoals tapijt- en chocoladefabrieken. Maar later werden ook buitenlanders aangetrokken voor werk dat wat meer scholing vereiste. Het grootste bedrijf was Philips, met vestigingen in Hilversum, Huizen en Baarn. Hier werkten in totaal zo’n 5000 werknemers, waarvan 300 gastarbeiders. Andere bedrijven waar gastarbeiders gewerkt hebben, worden genoemd onder de afzonderlijke plaatsen.
Tussen Vecht en Eem woonden in 1976 de meeste gastarbeiders in Hilversum (zo’n 43%). In Bussum woonde toen ongeveer 15% van de gastarbeiders in onze regio, evenveel als in Soest. De grootste groep gastarbeiders vormden toen de Marokkanen (45%), daarna kwamen de Turken (38%). De aantallen Spanjaarden en Italianen waren veel kleiner (elk zo’n 8%). Alles bij elkaar woonden hier toen zo’n 3000 gastarbeiders. De eerste gastarbeiders kregen huisvesting in woonoorden of in kleine pensions. De bedrijven waren verplicht om voor de gastarbeiders die ze geworven hadden voor onderdak te zorgen. Zo had Balamundi in Huizen een woonoord aan de Lindenlaan laten neerzetten, maar ook gastarbeiders in pensions in Naarden ondergebracht. De latere groepen gastarbeiders (die hier ‘spontaan’ waren gekomen) moesten hun eigen onderdak regelen. Soms ging dat goed, maar in Hilversum, Weesp en Soest waren de gastarbeiders vaak op overvolle, slechte pensions aangewezen. Ook dit wordt verder uitgewerkt bij de afzonderlijke plaatsen.
Na 1970 kwam er een eind aan de toestroom van gastarbeiders. De Nederlandse economie werd getroffen door een crisis die met name de industrie raakte. Veel fabrieken tussen Vecht en Eem moesten hun poorten sluiten. Veel gastarbeiders werden werkloos of kwamen in de Ziektewet of W.A.O. terecht. Na 1976 werden geen nieuwe gastarbeiders meer geworven.